Een werkneemster is sedert de geboorte van haar dochter ziek. Na het bevallingsverlof heeft zij diverse klachten en verschijnt niet op haar werk. De werkgever nodigt haar diverse malen uit om bij de bedrijfsarts langs te komen. Op diverse afspraken voor een onderzoek door de bedrijfsarts, verschijnt werkneemster niet. Werkneemster heeft laten weten dat zij niet in staat is het spreekuur te bezoeken, omdat zij niet kan reizen.
Na enkele maanden wordt er medische informatie ontvangen en wordt het aannemelijk geacht dat sinds de geboorte van het kind, in mei 2015, er sprake is van fysieke beperkingen. De bijstelling probleemanalyse wordt op 10 januari 2016 opgesteld. Uit deze bijstelling blijkt dat werkneemster niet zelfstandig kan reizen. Aannemelijk wordt geacht dat ook werkneemster in de periode voorafgaand aan de bijstelling probleemanalyse, niet in staat is te reizen.
De arbeidsongeschiktheid duurt voort. Ook in maart 2016 is zij nog arbeidsongeschikt.
De werkgever verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat werkneemster haar verplichtingen niet zou zijn nagekomen.
De kantonrechter overweegt echter dat werkneemster zich heeft afgemeld voor de bezoeken aan de bedrijfsarts met de mededeling dat zij niet in staat is om te reizen. Waarom werkgeefster of arbodienst niet zijn overgegaan tot een huisbezoek, is niet duidelijk geworden.
Ook had werkneemster een verklaring naar de arbodienst verzonden met daarop een stempel en daarop een paraaf van de huisarts. Met deze informatie heeft de werkgeefster en de arbodienst niets gedaan. Ze hadden immers nadere informatie kunnen opvragen bij de huisarts, volgens de kantonrechter.
De kantonrechter concludeert dat er geen aanleiding is om het ontslagverbod op te heffen. Het verzoek tot ontbinding zal dan ook worden afgewezen.
Een verzoek van de werkneemster tot doorbetaling van het loon wordt toegewezen.
Voor wie de hele uitspraken wil lezen de volgende links ECLI:NL:RBMNE:2016:2238 en ECLI:NL:RBMNE:2016:2233
Opvallend aspect in deze is nog dat de werkgeefster een deskundigenoordeel heeft verzocht aan het UWV. De aanvraag is op 14 september 2015 verzonden. Op 29 september 2015 heeft het UWV medegedeeld dat het geven van een deskundigenoordeel niet mogelijk is, aangezien er geen relevante informatie over werkneemster aanwezig is. Werkgeefster heeft op 30 oktober 2015 nogmaals verzocht om een deskundigenoordeel. Onder meer heeft werkgeefster gesteld dat de werkneemster niet adequaat heeft gereageerd op twee verzoeken om een medische machtiging te tekenen, zodat de bedrijfsarts overleg kon voeren met de huisarts. Opnieuw oordeelt het UWV dat het geven van een deskundigenoordeel niet mogelijk is. Werkneemster is op een uitnodiging voor een gesprek met een verzekeringsarts op 23 november 2015 niet verschenen. Er is geen bericht van verhindering ontvangen.
Op 4 januari 2016 heeft het UWV aan werkneemster medegedeeld dat werkneemster niet is verschenen op een afspraak in het kader van de ziektewetuitkering. Vanwege het niet nakomen van deze verplichting, wordt de ziektewetuitkering vanaf 31 december 2015 ingetrokken. De werkgever lijdt hierdoor schade. Immers, de vangnetregeling wordt ingetrokken en de werkgever moet het loon gaan door betalen.
Al deze omstandigheden zijn door de kantonrechter terzijde geschoven bij de beoordeling van dit geschil.