Bij het invoeren van de aanzegverplichting, de aankondiging dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt voortgezet, is de vrees ontstaan dat hier sprake is van een extra formaliteit.
De kantonrechter Midden Nederland komt tot een praktische toepassing van de aanzegverplichting. De kantonrechter oordeelt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen. De kantonrechter heeft hierbij wel de CAO die van toepassing is. Maar de redenering van de kantonrechter sluit een praktische oplossing voor elke werkgever niet uit. Neem even contact met mij op om te zien of uw model arbeidsovereenkomst kan worden aangepast.
Feiten
Werknemer is op 1 januari 2014 voor bepaalde tijd in dienst van Beko getreden als magazijnmedewerker. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 1.3 opgenomen dat deze van rechtswege eindigt op 31 december 2014, zonder dat daarvoor opzegging of enige andere handeling vereist zal zijn. Artikel 17.3 van de cao Groothandel in Levensmiddelen van toepassing. luidt als volgt: “Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan zal aan de werknemer uiterlijk twee periodes voor het verstrijken van het dienstverband duidelijkheid worden gegeven over voortzetting of beëindiging van het dienstverband.”
Op 4 december 2014 heeft de vestigingsmanager van Beko aan werknemer meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd.
Werknemer heeft de nietigheid van artikel 1.3. van de arbeidsovereenkomst ingeroepen omdat hem bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst uitzicht op een vaste dienstbetrekking is geboden en niet nadele van de werknemer van de CAO mag worden afgeweken.
Standpunten partijen
Werknemer stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 januari 2015 is verlengd met de periode van één jaar tot en met 31 december 2015. Hij stelt dat de arbeidsovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar is. Beko heeft werknemer pas op 4 december 2014 laten weten dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden en dat is minder dan twee periodes voor het verstrijken van het dienstverband. Op grond van de redelijkheid en billijkheid dan wel artikel 7:611 BW dient Beko de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2015 met één jaar te verlengen.
Werknemer zoekt aansluiting bij de in artikel 7:668, derde lid BW geregelde vergoeding (Wet werk en zekerheid), welk artikel op 1 januari 2015 in werking is getreden.
Beko stelt dat de verantwoordelijke minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zich dusdanig heeft uitgelaten dat daaruit kan worden afgeleid dat het mogelijk is dat de werkgever reeds bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voldoet aan de aanzegverplichting.
Beoordeling kantonrechter
Aanzegverplichting
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in deze zaak niet gezegd worden dat ten nadele van de werknemer is afgeweken van artikel 17.3 van de CAO. Aan de door dat artikel vereiste aanzegverplichting aan de werknemer heeft Beko immers voldaan met artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst. Werknemer verbindt daaraan ten onrechte de gevolgtrekking dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst dan wel het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Beko reeds van de baan was door dit beding bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
Terecht voert Beko aan dat het hier alleen gaat om het geven van de door de CAO vereiste duidelijkheid, maar dat de bepaling niet wegneemt dat partijen gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst alsnog kunnen en mogen beslissen de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm voort te zetten.
Nietigheid arbeidsovereenkomst?
Nu gesteld noch gebleken is dat artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst in strijd is met de openbare orde of de goede zeden, wordt het beroep van werknemer op nietigheid van dit artikel van de hand gewezen.
Arbeidsovereenkomst vernietigbaar?
Werknemer heeft aangevoerd dat er sprake is van dwaling omdat werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dan wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in het vooruitzicht is gesteld. Het beroep op dwaling gaat niet op. Het met artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst nakomen van de aanzegverplichting staat er niet aan in de weg om gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te verlengen dan wel aansluitend een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan.
Ook in het geval artikel 7:668 (nieuw) BW van toepassing zou zijn, zou het oordeel van de kantonrechter niet anders zijn, nu er geen sprake zou zijn van strijd met een dwingende wetsbepaling die strekt ter bescherming van één der partijen (de werknemer) bij een meerzijdige rechtshandeling.
Terecht heeft Beko gewezen op het commentaar van de minister dat deze bepaling in zoverre twee kanten uitwerkt dat de werkgever aan zijn kant het risico loopt dat een werknemer, die hij had willen behouden vroegtijdig vertrekt. Daaruit volgt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen.
Niet gezegd kan worden dat de arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak is voortgezet, als bedoeld in artikel 7:668 (oud) BW. Nu werknemer ter comparitie heeft erkend dat de vestigingsmanager hem heeft gezegd waarom de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet, kan ook niet gezegd worden dat Beko daarmee in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld.
De arbeidsovereenkomst is per 31 december 2014 rechtsgeldig geëindigd. De kantonrechter wijst de vordering van werknemer af.
Rechtbank Midden-Nederland 13 mei 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:3201