Nieuws week 2 – 2011
Concurrentiebeding
In een tijd dat sprake is van een financiële crisis, spinnen de incassobureaus garen. De arbeidsovereenkomst van een junior incassomedewerkster wordt op initiatief van de werkgever beëindigd. De werkgever stelt dat de werkneemster onvoldoende heeft gefunctioneerd. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Een werkneemster mag gedurende twee jaar na beëindiging van het dienstverband geen gelijksoortige werkzaamheden verrichten binnen een straal van 25 kilometer. Op overtreding van het concurrentiebeding is een boete gesteld. In kort geding wordt de duur van het concurrentiebeding teruggebracht tot zes maanden. De vordering van werkneemster dat gedurende de werking van het concurrentiebeding aan haar een netto vergoeding van
€ 1.500,= per maand wordt betaald, wordt afgewezen.
In hoger beroep blijft het oordeel van de voorzieningenrechter in stand. Het hof oordeelt dat de duur van het dienstverband slechts anderhalf jaar is geweest. Ook is van belang dat de werkgever heeft besloten tot beëindiging van het dienstverband. Het hof neemt tevens in haar overweging mee dat de werkneemster de opgedane kennis in het kader van loopbaanontwikkeling moet kunnen benutten. Werkgever heeft geen studiekostenregeling, zodat de gedane investering niet kan worden gecompenseerd. Het hof benadrukt dat een concurrentiebeding niet het juiste instrument is om investeringen terug te verdienen.
Uit deze uitspraak blijkt maar weer dat een concurrentiebeding niet geheel buiten werking wordt gesteld. Ook als is het aannemelijk dat de werkneemster in dezelfde branche werkzaam zal zijn.